Kamers en boezems

De holle hartspier bestaat uit een linker- en een rechterhelft die ieder weer zijn onderverdeeld in een boezem en een kamer, ofwel een atrium en een ventrikel. Het hart heeft dus vier holtes: de linkerkamer en linkerboezem en de rechterkamer en rechterboezem. Beide helften zijn gescheiden door een tussenschot van spierweefsel, het septum. In de linkerhelft van het hart wordt het zuurstofrijke bloed (rood in de tekening) verwerkt, in de rechterhelft het zuurstofarme bloed (blauw). Op een afbeelding van het hart zijn links en rechts omgekeerd, zoals de linkerhelft van je gezicht op een portretfoto rechts zit. Zowel het zuurstofrijke als het zuurstofarme bloed komt het hart binnen in de boezems en stroomt langs de atrioventriculaire hartkleppen naar de kamers. Vervolgens pompen de kamers het bloed langs een tweede paar hartkleppen naar de grote slagaders. Zo houdt het hart de bloedsomloop in beweging.

Kamers en boezems
A. Linkerkamer (rustfase)
B. Rechterkamer (rustfase)
C. Linkerboezem (knijpt samen)
D. Rechterboezem (knijpt samen)
E. Septum (tussenwand)
F. Atrioventriculaire hartkleppen (open)
G. Aortaklep (dicht)
H. Pulmonaalklep (dicht)
A. Linkerkamer (knijpt samen)
B. Rechterkamer (knijpt samen)
C. Linkerboezem (rustfase)
D. Rechterboezem (rustfase)
E. Septum (tussenwand)
F. Atrioventriculaire hartkleppen (dicht)
G. Aortaklep (open)
H. Pulmonaalklep (open)

Linkerkamer = werkpaardje

De linkerkamer heeft de belangrijkste taak: hij pompt het zuurstofrijke bloed tot in de tenen, de vingers en de kruin. De rechterkamer pompt het bloed uitsluitend naar de nabij gelegen longen. De linkerkamer is het werkpaardje en heeft daardoor een dikkere spierwand dan de rechterkamer of de boezems. Als de linkerkamer zijn pompkracht verliest, komt de stroom van zuurstofrijk bloed tot stilstand. Dat mag niet te lang duren. Na reanimatie blijkt de schade aan weefsels en organen meestal beperkt te zijn als het bloed binnen zes minuten weer in beweging is. Duurt het langer, dan kunnen de gevolgen zeer ernstig zijn.

Boezem = reservoir

De boezems vormen een reservoir. Ze vangen het bloed op uit het lichaam en de longen. Hun spierwand is minder dik dan de spierwand van de kamers, die belast zijn met het echte pompwerk. Als de kamers zich ontspannen en de hartkleppen tussen de boezems en de kamers opengaan, stroomt het bloed vanzelf richting kamers. Door vervolgens samen te trekken, persen de boezems er nog wat extra bloed achteraan.

Als de boezems niet actief samentrekken, is het hart bij de meeste mensen toch in staat om de bloedsomloop op gang te houden. Desondanks zijn de boezems erg belangrijk voor de pompfunctie van het hart. Als de boezems normaal functioneren, gaat alles soepeler en werkt de hartspier effectiever.

Ejectiefractie

De ejectiefractie is een percentage dat uitdrukt hoeveel bloed de linker- of de rechterkamer na het samentrekken heeft verlaten. Berekend wordt het verschil tussen de grootste vulling van de kamer in de fase van de ontspanning en de kleinste vulling in de fase van het samentrekken. E en voorbeeld: in een normaal hart bedraagt de maximale vulling van de linkerkamer ongeveer 120 ml. Na het samentrekken van de kamer is het volume tot ongeveer 30 ml geslonken. In het voorbeeld is de hoeveelheid bloed die de kamer heeft verlaten dus 90 ml (120 - 30 = 90). De ejectiefractie is hier 75 procent, want 90 ml is 75 procent van de grootste vulling van 120 ml.

De ejectiefractie is een goede manier om de conditie van het hart in cijfers uit te drukken. Normaal is de ejectiefractie 60 procent of meer, dat wil zeggen dat bij elke samentrekking meer dan de helft van de vulling de kamer verlaat. Een verzwakte hartkamer heeft soms een ejectiefractie van niet meer dan 20 procent, wat natuurlijk ernstige gevolgen heeft voor de effectiviteit van de bloedsomloop en de zuurstofvoorziening van het lichaam.

De ejectiefractie wordt gemeten door een echo van het hart, een nucleaire scan of een MRI-scan.