Bloedonderzoek

Bloedonderzoek wordt standaard verricht. Om bloed af te nemen, wordt er rond de bovenarm een stuwband aangespannen, waardoor de aders in de onderarm opzwellen en beter zichtbaar worden. Een ader wordt aangeprikt en een kleine hoeveelheid bloed loopt via de naald in een buisje. Het bloedmonster wordt onderzocht in het laboratorium.

Gewoonlijk wordt er bloed afgenomen uit een ader, op je arm herkenbaar aan de blauwige kleur, maar voor het testen van het zuurstofgehalte van het bloed wordt er in een slagader geprikt. Het bloedmonster wordt in het laboratorium aan een aantal testen onderworpen.

Bloedonderzoek Het bloedonderzoek meet onder meer het vetgehalte in het bloed.

LDL-cholesterol en vetgehalte

Bij het bloedonderzoek wordt het vetgehalte in het bloed gemeten, om een beeld te krijgen van het cholesterolgehalte. Als dat te hoog is, stijgt de kans op hart- en vaatziekten. Niet alleen LDL-cholesterol en HDL-cholesterol worden gemeten, maar ook andere vetten, de zogenoemde triglyceriden.

De uitslag van het bloedonderzoek kan per dag tot ongeveer 5 procent afwijken, omdat het lichaam vetten het ene moment sneller verwerkt dan het andere. Als de gevonden waarde geen duidelijke conclusie mogelijk maakt wordt het bloedonderzoek nog een tweede of zelfs een derde keer gedaan. Het bloedonderzoek meet onder meer het vetgehalte in het bloed.

Bloedarmoede

Bloedarmoede of anemie betekent dat het bloed moeite heeft met zijn belangrijkste taak, het zuurstoftransport. Zuurstof wordt in het bloed vervoerd door de rode bloedcellen. Het vermogen van het bloed om zuurstof te vervoeren kan in het laboratorium worden gemeten.

Hartenzymen

Bloedonderzoek kan belangrijke informatie geven over een hartinfarct, vooral als dat kort geleden is opgetreden. Hartspiercellen die tijdens een hartinfarct langere tijd geen zuurstof krijgen, sterven af. Het celmateriaal wordt afgebroken en er komen stoffen vrij die door het bloed worden afgevoerd.

Deze afvalstoffen, de hartenzymen, zijn gewoonlijk niet of nauwelijks in het bloed te vinden. Kort na het hartinfarct is het gehalte aan hartenzymen het hoogst, om vervolgens in een min of meer voorspelbaar verloop weer af te nemen. Hoe ernstiger het hartinfarct, hoe meer afgestorven cellen en hoe meer hartenzymen. Op basis van de hartenzymen kan daarom een uitspraak worden gedaan over het tijdstip en de ernst van het hartinfarct.

Er zijn veel soorten hartenzymen die allemaal een ander verloop kennen. Gemeten wordt vaak op creatinekinase (CK) en lactaatdehydrogenase (LDH). Een vrij recent ontdekt hartenzym dat veel informatie geeft is troponine. Het troponinegehalte is de de eerste uren na een hartinfarct aantoonbaar gestegen en wordt soms tot twee weken later nog in het bloed aangetroffen.

Zuurstofgehalte

Naast bloedarmoede kunnen er andere redenen zijn dat het bloed te weinig zuurstof bevat. Om dit te onderzoeken, wordt in bepaalde gevallen het zuurstofgehalte van het bloed gemeten. Dit gebeurt in een slagader, die immers zuurstofrijk bloed vervoert. De uitslag kan bijvoorbeeld uitwijzen dat de longen onvoldoende zuurstof aan het bloed afgeven.

Reactie op stollingwerende medicijnen

Het is van levensbelang dat bloed kan stollen, om wonden te helen. Maar wanneer er stolsels in de bloedbaan ontstaan, kan dat gevaarlijk zijn, vooral als de slagaders zijn aangetast door slagaderziekte.

Mensen met een verhoogd risico op een hartinfarct, krijgen daarom stollingwerende medicijnen voorgeschreven. De dosering van deze medicijnen luistert bij sommige mensen nauw – als de dosis te hoog is, kunnen er bloedingen optreden.